donderdag 12 augustus 2021

Stadsmossen

 

BLADMOSSEN IN DE STAD

Mossen vind je overal waar het wat vochtig is. De meeste soorten groeien in het bos en in veenmoerassen, maar er komen er ook heel veel voor op heidevelden, in parken en zomaar midden in de stad. Als ogenschijnlijk geen planten te vinden zijn op bepaalde plekken in de stad, groeit er altijd nog wel ergens mos. Omdat mos zo nietig is, wordt het vaak over het hoofd gezien. Toch behoren mossen tot de boeiende planten in de stad.

Hun stedelijke groeiplaatsen zijn enigszins vochtige muren, de voegen tussen trottoirtegels op schaduwplekken of kademuren vlak boven de waterlijn. Vroeger groeiden ze in de steden ook veel op bomen, maar dat was voor het industriele tijdperk. Als je ze nog op bomen vindt, is het alleen op de voet en zeker niet in de straten, hooguit in de parken.

Een van de bekendste stadsmossen is het gewone dikkopmos. Met fluwelig groene matjes overdekt het vermolmde boomstronken, de voet van wilgen, vlieren en vochtige muren en de tegels in weinig belopen tuinen. Dit mos heeft nu sporenkapsels: een vachtje van haardunne, roodbruine stelen met een dik kopje overtrekt nu het groen van blaadjes en stengeltjes. Het dikke bruine kopje is het kapsel, waarin de microscopisch kleine sporen worden gevormd.

Dikkopmos is een van de belangrijkste nestmaterialen van mezen. In april trekken kool- en pimpelmezen grote plukken ervan los in mijn tuin, waar het uitbundig op de tegels groeit.

Muurmos heeft het hele jaar door kapsels, met een spits, rechtopstaand mutsje en geplaatst op lange stelen. Het blauwgroenige mos groeit in zoden of kussentjes en is het meest te vinden boven op tuinmuren, waar het meestal de voegen tussen de stenen volgt.

Overbekend is ook het zilvermos, dat groeit in lage, dichte zoden van duidelijk afzonderlijke plantjes met nauw om elkaar sluitende, als zilver glanzende blaadjes. Als je een polletje zilvermos door de loep bekijkt, lijkt het net een groepje cactusjes.

Zilvermos kan erg goed tegen uitlaatgassen en houdt van stikstof en vocht. Het groeit soms massaal tussen het plaveisel en op muren. Tussen de straatstenen profiteert het van de vele meststoffen (hondepoep!). Het heeft dikke kapsels op kortere stelen dan de meeste bladmossen.

Even aardig om te zien is het muisjesmos, dat vooral op cement, meest op zonnige plekken op de bovenkant van muren groeit. Ik vond het veel in Hilversum op tuinmuren en op schuurdaken van eternieten golfplaten. Het vormt ronde of ovale, zwarte, bolle kussentjes met grijze glasharen, waardoor het mos op een muisje lijkt.

Gedraaid knikmos groeit op de voet van stadsiepen en soms op bakstenen muren, maar altijd enigszins vochtig. Ik heb het heel veel gevonden op sintelhopen van een vroegere gasfabriek en op grafzerken van een oude begraafplaats. Het heeft heel mooie sporenkapsels: de lange stelen zijn roodachtig en het lichtgroene kapsel is sierlijk naar beneden geknikt.

Het purpersteeltje heeft nog rodere kapselstelen en wel zoveel dat grote zoden op harige kleedjes lijken. Alleen al aan de rode kleur is het te herkennen. Jonge kapsels zijn spits als speertjes, later krijgen ze de vorm van een worstje. Het purpersteeltje groeit op de meest uiteenlopende plekken, vaak massaal tussen straatstenen en in dakgoten, op beton of afbraakpuin, dat lang is blijven liggen. Op oude bagger kan het tapijtjes van een paar vierkante meter vormen.

Gewoon pluisdraadmos vond ik het meest in parken op vochtige plekken, vaak op steen en soms op boomvoeten. Het heeft heel kleine blaadjes aan draaddunne stengeltjes die in wat rommelige, donkergroene matten groeien.

Fijn laddermos is ook een soort van parken op boomvoeten die erg vochtig staan. Dit levendig geelgroene, vaak sterk glanzende mos is te herkennen aan de veervorm van de plantjes, die plat tegen de ondergrond gedrukt groeien.

Gewoon klauwtjesmos is minder gewoon in de stedelijke omgeving dan in de bossen, waar het hoog tegen bomen op groeit. Meestal is de stad te voedselrijk voor deze soort. We kunnen het hooguit in grote parken verwachten. Het komt voor in verschillende vormen en kan erg op laddermos lijken. De top van de stengels is lang en eindigt puntig, soms iets omhoog gekromd.

Al die algemene stadsmossen zijn met het blote oog van elkaar te onderscheiden. Buiten de hier genoemde soorten kunnen nog andere in de stad of in de directe omgeving voorkomen, die moeilijker te herkennen zijn. Daar heb je op zijn minst een goede loep bij nodig. Maar ook als je het schone in het minuscule wilt ontdekken bij gewone mossen, heb je een loep nodig of beter nog een microscoop of een binoculair. Bij de meeste mossoorten draagt het groeiende kapsel een vliezig mutsje. Als dat afvalt, wordt het inwendige nog beschermd door een dekseltje. Als dat ten slotte ook afvalt, krijgen de sporen de vrijheid. Daarvoor moet het droog weer zijn, want de stoflichte sporen blijven bij vochtig weer allicht snel plakken aan natte voorwerpen op plaatsen waar ze geen enkele mogelijkheid hebben om te ontkiemen.

Om de verspreiding bij nat weer tegen te gaan, bevindt zich in de opening van het kapsel een fijne constructie, die ervoor zorgt dat de sporen alleen bij droog weer uit het kapsel kunnen. Het is een soort vonkenvanger van voor vocht gevoelige tanden, een peristoom. Onder de microscoop is prachtig te zien hoe dit peristoom reageert op het contact met je (vochtige) adem.

Het peristoom bestaat uit een of meer kransen van tanden. Die tanden kunnen kort en recht zijn, zoals bij knikmos, of lang en in elkaar gedraaid, zoals bij muurmos. Bij droog weer strekken de tanden zich, waardoor de opening van het kapsel vrij komt en de sporen weg kunnen.

Als je in je eigen omgeving ziet, hoeveel mossoorten daar nog voorkomen, begrijp je nauwelijks dat het niet zo goed met de mossen gaat. Als we de veenmossen buiten beschouwing laten, omdat die een bijzondere groep vormen, kwamen in Nederland 379 soorten bladmossen voor. Na 1950 is de helft daarvan bedreigd of al verdwenen. Hun verdwijnen hangt samen met luchtverontreiniging door chemicalien van industrie, verkeer en landbouw. Dat zijn de gevoeligste soorten, bladmossen die meestal niet in de stad te vinden zijn. Het gaat daarbij meestal om soorten die op bomen, stenen of daken groeien. Voor hun voedsel zijn die mossen direct afhankelijk van wind en regenwater, die nu te veel chemische stoffen aanvoeren, waar ze niet tegen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Milieu Front

  Bedankt voor je lidmaatschap Welkom bij GMF! Beste Ronald Bedankt voor je lidmaatschap en steun aan GMF! Met jouw hulp en support maken we...